Hoe het lukt: goede zorg voor mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag
08 januari
De IGJ heeft Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) gevraagd om onderzoek naar de goede praktijken in de zorg voor mensen met EVB+.
De onderzoekers hebben bij drie organisaties praktijken van goede zorg geobserveerd door diensten mee te draaien. Ook interviewden ze begeleiders, hun leidinggevenden, verwanten, gedragskundigen, directie en bestuur.
Op basis van observaties bij de groepen en interviews met medewerkers en verwanten zijn vijf patronen geïdentificeerd die kenmerkend zijn voor de interacties tussen begeleiders, cliënten en verwanten, en tussen begeleiders onderling. Daarin valt op dat er sprake is van een positieve en respectvolle grondhouding op basis waarvan alles en iedereen gericht is op het mogelijk maken van een menswaardig bestaan voor deze cliëntengroep. Betrokkenen in de zorg kijken niet zozeer naar ‘probleemgedrag’, maar altijd vooral naar wat er wél kan. Ze leggen de focus op positieve gedragingen en realiteiten en gaan elke dag opnieuw aan de slag met hetzelfde doel: het bieden van hoogwaardige menswaardige zorg. De positieve en respectvolle grondhouding is zichtbaar in de manier waarop begeleiders de cliënten, verwanten en elkaar tegemoet treden. De focus ligt op het aansluiten bij behoeften van de ander, de ander serieus nemen en continu willen verbeteren.
Wat door begeleiders in praktijk gebracht wordt bij het realiseren van menswaardige zorg voor cliënten, ervaren zij zelf vanuit hun gedragskundigen en leidinggevenden. Die zijn erop gericht om het voor begeleiders mogelijk te maken goede zorg voor cliënten te realiseren. Op hun beurt ligt de focus van directie en bestuur op het ondersteunen van het werk van gedragskundigen en leidinggevenden. En de raad van toezicht steunt en stuurt bestuur en directie. Dit is het zogenoemde ‘Droste-effect’. De patronen doen zich voor in interacties tussen alle onderdelen.